In veel van mijn workshops komt de vraag of je nou wel of niet mag ‘oordelen’ tijdens een reflectiegesprek. Wat we eigenlijk doen met deze vraag is op zoek gaan naar de grens tussen evaluatie en reflectie, tussen procesgebonden onderdelen en persoonlijke keuzes. Een andere interessante vraag die daaronder kan liggen is of je eigenlijk wel los kan komen van je oordeel? Kan jouw oordeel je misschien juist helpen om de goede vragen te stellen?
Volgens mijn definitie die ik tegenwoordig hanteer voor reflectie is het inderdaad nodig om zo min mogelijk externe oordelen te laten meewegen op het moment van reflectie. De definitie die ik hanteer is als volgt:
Vanuit een beleving nadenken over het eigen handelen door vanuit het verleden op zoek te gaan naar een blinde vlek van waaruit nieuwe inzichten ontstaan om in de toekomst van te profiteren.
(MFC-werkdefinitie)
Dit is een lastig te bereiken opdracht! Zeker voor een begeleider die juist een ander zo graag helpt bij het leren inzien van wie iemand eigenlijk is. Omdat het over een persoonlijke beleving gaat is het erg belangrijk dat er maar een persoon een oordeel mag en kan vellen, en dat is de persoon zelf. De begeleider mag wel helpen bij het nadenken en bij het helder maken van de situatie zodat er nieuwe inzichten ontstaan. Deze nieuwe inzichten zijn dan steeds oordeelvrij. Waarom is dat zo belangrijk zou je kunnen afvragen. En antwoord op die vraag is te vinden in het volgende voorbeeld.
Stel dat je een leerling in de klas hebt die bij elke creatieve opdracht afwacht tot haar buurvrouw iets heeft gedaan, en dan maakt ze dat na. Dat is een proces dat zich constant herhaalt en uiteindelijk hebben de beide leerlingen een soortgelijk resultaat. Jij zou eigenlijk liever zien dat dit meisje zelf nadenkt over wat zij zelf zou willen maken. Als reactie op haar werk geef je daarom aan dat je liever ziet dat ze een keer iets anders doet dan haar buurvrouw. Dat gaat ze doen, alleen zie je nu dat ze tijdens dit proces steeds vraagt of het nu goed is. Bovendien blijft ze kijken naar wat anderen doen, maar kopieert nu meer gevarieerd. De onderliggende oorzaak is bij deze leerling niet geraakt. Ze heeft niet begrepen dat zij zelf de veroorzaker is van dit proces, maar ze blijft op zoek naar wat goed en fout is in de ogen van de juf. Wat heeft het meisje dan geleerd? Wat is nu het effect van de ontwikkeling bij deze leerling? Niet zoveel, en dat heeft te maken met de grens die wij nu zoeken. Het proces tussen de leerling en de juf vindt plaats op het niveau van evaluatie in plaats van reflectie, dat is te zien doordat de actie berust op een oordeel van de juf, een oordeel buiten de leerling. Om op het niveau van reflectie bij de leerling te komen is het van belang om eerst dat oordeel te verlaten. Het is dus nodig om bij jezelf de vraag te stellen, is het wel zo erg wat hier gebeurt? En wat zou er bij deze leerling echt spelen? Door echt te willen weten wat er aan de hand is zonder al in te vullen of het zo erg is, laat je het oordeel even los.
Er is dus een grens te vinden tussen evalueren en reflecteren, en als er een grens is, dan kunnen we ook proberen om dat wat links en rechts van de grens ligt. De oordelen van de vragensteller en of de gespreksbegeleider liggen dus buiten de grens van een reflectiegesprek. Dat komt omdat dit het proces naar een inzicht in de weg kan staan. Het oordeel van de gespreksleider is bij een evaluatie daarentegen altijd van belang. Het is daarom wel mogelijk om vanuit een evaluatie naar een reflectie toe te gaan op voorwaarde dat je het oordeel zelf weer even in twijfel trekt. Hoe ziet dat er dan uit? Terug naar het voorbeeld. Nu zou de juf met deze leerling als volgt in gesprek kunnen gaan. Vanuit het oordeel dat kopiëren niet goed is kan ze eerst zichzelf afvragen: ‘is dat eigenlijk wel zo erg?’ en vervolgens aan de leerling vragen of ze zelf inziet dat dit het proces is dat steeds plaats vindt. Herkent de leerling dat ze kopieert? Als de leerling dit onderkent dan is er ruimte gekomen om daarop door te vragen. Wat is voor haar een reden om dit te doen? Wat is het voordeel van deze werkwijze? Is dit ook wat ze wilt? Wanneer gebeurt dit? Wanneer niet? Als het niet gebeurt, wat is er dan anders? Zou ze willen dat het bij dit proces ook anders was? Waarom is dat zo? etc. Let op! het kan zijn dat deze leerling prima comfortabel is bij deze werkwijze en zich ook bewust is van dit proces. In dat geval is het de kunst om te accepteren dat het zo gaat! Wellicht is er dan iets anders aan de hand. Hoe dan ook er is dan geen enkele rede om hier nog streng op te zijn. Wat jij jezelf nu kunt afvragen is: maakt het in de praktijk uit of ze haar werkwijze aanpast? Want, als deze werkwijze meer comfortabel is en er geen verschil is in waardering en of resultaat, dan is haar werkwijze goed te begrijpen en is er dus geen bijsturing nodig tenzij jij jouw waardering gaat aanpassen. Komt de leerling echter wel tot een inzicht dat ze eigenlijk zich laat leiden door haar angst bijvoorbeeld, dan is het moment gekomen om samen met de leerling op zoek te gaan naar een stap voorwaarts in dit proces. Wat zou haar helpen om dit anders te gaan doen? Is de opdracht ‘kijk nu eens niet af’ toereikend om deze stap te maken? Of is er juist iets anders voor nodig.
Zoals hopelijk duidelijk wordt, is dat door in eerste instantie het oordeel los te laten en op te willen staan voor een onderliggende reden bij de ander er uiteindelijk meer inzicht op persoonlijk niveau kan ontstaan. Door dit diepere inzicht wordt een kind uiteindelijk beter geholpen in de ontwikkeling van de persoon. En juist deze ontwikkeling is voor de toekomst van elke leerling zoveel waard!