In mijn workshops heb ik regelmatig discussie over wanneer een vraag een open vraag is en wanneer niet. Er zijn heel veel verschillende definities te vinden en zo is de uitleg vaak niet eenduidig. Bovendien zijn de methoden in het onderwijs tegenwoordig vooral gericht op voorbeelden. Juist in deze situatie zijn voorbeelden een keer niet verhelderend. De afspraak is eigenlijk heel duidelijk en daarom kijk ik persoonlijk het liefst naar de vorm van de vraag en niet naar het mogelijke antwoord. Door stil te staan bij de verschillende standpunten die ik vaak tegenkom zal ik u meenemen in de discussie.
1: Een open vraag ontvangt een open antwoord en een gesloten vraag een gesloten antwoord.
Ja, dat is denk ik in de meeste gevallen waar. Echter enkel kijken naar een antwoord is heel lastig omdat een antwoord steeds gegeven wordt door de antwoorder. De antwoorder kan ergens iets van vinden of niet en afhankelijk van zijn zin, zijn interesse, zijn kennisniveau en of zijn houding geeft hij een ruim of een heel kort antwoord. Zo kan iemand op een open vraag kortaf zijn en op een gesloten vraag heel ruim antwoorden. Uitgaan van een antwoord kan een richting geven, maar geeft nooit een eenduidige indeling voor een vraag.
2: Op een gesloten vraag krijg je altijd een feitelijk antwoord.
Ook waar! maar weer niet sluitend. Er zijn namelijk ook open vragen waarop een feitelijk antwoord mogelijk is. Het verschil is alleen dat bij een gesloten vraag het feit ook vast staat en bij een open vraag het een feit is dat door de antwoorder gekozen kan worden (en in beide gevallen is de ‘waarheid’ sowieso niet doorslaggevend). In dit kader kreeg ik vorige week het voorbeeld van de vraag: Wie is de koning van Nederland? Daar is maar één antwoord op mogelijk stelde mijn cursist, nl. Koning Willem Alexander. In eerste instantie had ze me hier wel een beetje. Inderdaad op dit moment zou je kunnen stellen dat Willem Alexander de koning van Nederland is. Toch is het een open vraag omdat iemand dit nog steeds anders kan zien. Ik zou mijn vader wel eens de koning van dit land kunnen vinden. Het gaat er dus niet om of het antwoord wel of niet feitelijk juist is. Want ik kan ook foutief antwoorden op de gesloten vraag: Is Willem Alexander de koning van Nederland? Ik kan op die vraag ‘nee’ antwoorden. Dan kunnen we met elkaar in discussie gaan en jij kan mij aantonen dat het anders is, maar dat is voor deze vragendiscussie irrelevant. Beide vragen ze naar een feit, toch zijn het andere vragen. Namelijk de één is open en de andere gesloten vraag.
3: Een open vraag geeft iemands mening weer.
Zeker, bepaalde open vragen geven ruimte voor iemands mening, maar niet alle open vragen vragen naar iemands mening zoals in het vorige punt ook is behandeld. Een vraag als: Wat is de kleur van jouw auto? zou dan geen open vraag zijn. En dat is het dus wel. Toch is het antwoord, ‘de kleur groen’, geen uiting van mijn mening. Het is een feitelijk antwoord alleen wist de vragensteller vooraf nog niet in welke kleurenrange hij het moest zoeken en daarom was het slimmer om een open vraag te stellen. Een open vraag kan dus ook een feitelijk antwoord krijgen. Wie is de koning van Nederland is dus ook wel degelijk een open vraag.
blijkbaar is het onderzoek van het antwoord niet even sluitend, wanneer geldt nou welke uitzondering? Belangrijker is het daarom om stil te staan bij onze onderzoeksvraag. Willen we weten welke antwoorden er kunnen worden gegeven op verschillende vragen? Of willen we weten met welke soort vraag we te maken hebben? Dat laatste, en voor dat laatste, is het van belang dat we de vraag onderzoeken en niet het antwoord. Hier zit al meteen het probleem van de hele discussie.
Een open vraag begint met een vragend voornaamwoord en een gesloten vraag met een werkwoord.
Zoals wellicht duidelijk wordt is het kijken naar de antwoordvorm niet zo richtinggevend als we graag zouden willen. Dit is overigens wel de inhoudelijk uitleg en de vorm die meestal in de werkboeken voor de kinderen (nog) wordt gebruikt (niet altijd gelukkig). Voor kinderen (en ook voor volwassenen) kan dit dus allemaal heel verwarrend zijn. Stel je voor dat je een autistisch kind in de klas hebt, die vandaag heeft geleerd dat op een gesloten vraag met ja of nee wordt geantwoord. Hij komt thuis en vraagt aan zijn moeder: ‘Mam, wil je een kopje koffie?‘ Zijn moeder heeft toevallig gisteren heel vieze koffie gedronken en de smaak komt direct weer naar boven. Ze antwoord: Ahh lieverd, dat is heel lief van je, ik heb gisteren zo’n vies kopje gekregen dat ik er nu echt geen zin in heb. Het kind is in de war…. hoe komt het dat mijn moeder niet juist antwoord? de juf heeft het verkeerd uitgelegd… met alle gevolgen van dien! Duidelijkheid is hierin mogelijk, dus waarom geven we die dan niet? Want het kan zo duidelijk.
Elke open vraag altijd begint met een vragend voornaamwoord en een gesloten vraag altijd begint met een werkwoord.
Daarop heb ik nog geen uitzondering kunnen vinden en daarom werkt het ook wel zo lekker. Volgens de taaluniversum leidt een vragend voornaamwoord altijd een open vraag in. Een open vraag is volgens Meester Gijs een vraag die in elk geval niet met ja of nee te beantwoorden is (dat is wel ook waar! ook al gaat het hier weer om het antwoord).
Het is dus niet het antwoord, maar de vraag die het verschil maakt of niet. Want, de vraag: Ben je tevreden met de informatie in dit artikel?, is bijvoorbeeld een gesloten vraag die een zelfde effect kan hebben als de open vraag vraag: Welke informatie in dit artikel spreekt jouw het meeste aan? Toch is de vraag anders. Van de meeste gesloten vragen kan je een open vraag maken als je dat zou willen.
Gesloten vragen zijn overigens niet minder goed dan open vragen. Elke vraag heeft zo zijn plaats in de communicatie. Het is vooral van belang dat we leren om ermee af te wisselen, en te spelen.
De regels
De open vraag begint dus met een vragend voornaamwoord. De vragende voornaamwoorden zijn: wie, wat, waar, welke, wanneer, waarom en hoe (en de vervoegingen hiervan, zoals hoeveel, waarvoor, waardoor, hoelang etc.). Steeds als een vraag met een van deze woorden begint hebben we te maken met een open vraag. Een gesloten vraag begint altijd met een werkwoord en daar is geen uitzondering op. (Wel zo makkelijk!)
Hoe zit het nu met het verschil tussen een feit en een mening? Dat heeft te maken met het soort open vraag dat je stelt. Er zijn inderdaad open vragen die naar iemands mening vragen, zoals: Wat vind jij van dit artikel? Jouw mening kan natuurlijk nog steeds op feiten gebaseerd zijn, maar we kunnen er wel vanuit gaan dat ik hierop jouw mening als antwoord krijg. Een andere vraag, bijvoorbeeld: Welke informatie in dit artikel spreekt jouw het meeste aan?, is dan wel weer een feitelijke vraag. Hij is specifieker gericht op een feitelijk antwoord, hoewel je nu ook zou kunnen antwoorden: niets spreekt mij in het bijzonder aan. Nog feitelijker wordt mijn vraag als ik stel: Hoeveel vragen worden er in dit artikel gesteld? Dat kunnen we beide natellen. Het is een feit en het is ook nog controleerbaar (als dat er al toe zou doen). Het zijn zoals gezegd wel allemaal open vragen. maar met een heel verschillend doel en ook met heel verschillende effecten. Vragen die naar iemands mening vragen zijn persoonlijkere vragen en zijn daardoor ook lastiger te beantwoorden. Eigenlijk kan je stellen dat: hoe feitelijker de vraag, hoe makkelijker te beantwoorden en hoe persoonlijker de vraag, hoe moeilijker te beantwoorden.
Waarom?
De waarom-vraag is een vraagsoort waar we in het bijzonder bij stil kunnen staan. De waaromvraag is bijzonder omdat het de open vraagvorm is die per definitie naar de grondhouding of basismening van een persoon vraagt. Diverse opleidingen (zoals NLP) adviseren zelfs om de waaromvraag te vermijden. Daar ben ik helemaal geen voorstander van. ‘Waarom?’, is volgens mij juist de mooiste vraag die er is! Het is niet voor niets dat kinderen die nog open in het leven staan vooral veel waaromvragen stellen. Ze willen de wereld leren kennen. Ze willen ontdekken wat er allemaal is, en vooral waarom dat er allemaal is. Waarom zouden we die vraag dan beter niet stellen? Ik denk dat de vraag wel gesteld zou moeten worden, maar op het juiste moment en met de juiste interesse. Als je echt wilt weten waarom iets zo is en het vertrouwen is zodanig dat je het ook mag weten, dan kan de waaromvraag juist heel mooi zijn.